Op 29 juni 1457 werd Dordrecht getroffen door een grote stadsbrand. Ook de kerk raakte zwaar beschadigd. Het is onduidelijk welke wijzigingen er bij de herbouw hebben plaatsgevonden. Bij de herbouw werd gebruik gemaakt van natuursteen, voor het exterieur witsteen van Gobertange (gelegen in het huidige Wallonië) en voor het interieur het zachtere ledesteen.
Brabantse gotiek
De herbouw van de Grote Kerk werd geleid door de uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige bouwmeester Everaert Spoorwater. Hij geldt als vooraanstaand vertegenwoordiger van de Brabantse gotiek, de bouwstijl waarin de Dordrechtse Grote Kerk werd herbouwd. De Brabantse gotiek geldt als een regionale variant van de Franse gotiek.
Dit is onder meer terug te zien in de plattegrond van de kerk.
Meer informatie over het werk van Brabantse gotiek
De kerk heeft een kruisvorm, bestaande uit een middenbeuk met twee zijbeuken, dwarsarmen of transepten en een hoogkoor met kooromgang. De kerk is omgeven door kapellen.
De gehele kerk heeft een stenen gewelf, uitzonderlijk in Holland met zijn zachte bodem. Het Mariakoor heeft een indrukwekkend stergewelf, de rest van de kerk een kruisribgewelf.
De kerk is opgebouwd uit drie verdiepingen: arcade, triforium en lichtbeuk. De arcade bestaat uit ronde zuilen met koolbladkapiteel, ook dit kan worden gezien als een stijlkenmerk van de Brabantse gotiek.
Kapellen
Gilden en vooraanstaande families hadden een altaar in de Grote Kerk. Deze waren geplaatst in één van de kapellen of tegen één van de zuilen.
Naast gilden en families hadden ook broederschappen en schutterijen kapellen.
Meer informatie over de kapellen van de Grote Kerk
Onderstaande plattegrond geeft een overzicht van de in totaal 21 kapellen van de Grote Kerk.
De Jeruzalemskapel, de meest oostelijk gelegen kapel, werd onderhouden door de broederschap van bedevaartgangers naar Jeruzalem. Deze broederschap hield daarmee de pelgrimage naar het Heilige Land in herinnering.
De kapel werd in 1909 voorzien van een drietal ramen met dieptepunten uit de geschiedenis van de stad Dordrecht: de Sint Elisabethsvloed (1421); de grote stadsbrand (1457) en de verovering van de stad tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten (1480). De ramen werden geschonken door de familie Stoop.
In de collectie van het Dordrechts Museum bevinden zich een aantal glas-in-lood ramen uit de 17e eeuw, die oorspronkelijk in deze kapel waren aangebracht.
Rozetten
De kerk is voorzien van een stenen ribgewelf. Het gewelf bestaat uit elkaar kruisende ribben. Op deze kruising bevindt zich een gewelfsleutel of sluitsteen. Tegen deze gewelfsleutel werd een rozet geplaatst.
Meer informatie over de rozetten van de Grote Kerk
De rozetten in de Grote Kerk zijn van eikenhout. Deze zijn polychroom beschilderd en voorzien van bladgoud.
Een viertal rozetten in het Mariakoor is voorzien van bijzondere gebeurtenissen uit het leven van Maria, de moeder van Jezus.
In het schip beelden de rozetten delen van het lijdensverhaal van Jezus uit.
Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de rozetten.
Preekstoel
Een betrekkelijk eenvoudige, maar stijlvolle eiken kansel uit 1597 moest in de 18e eeuw wijken voor een pronkstuk van marmer, koper en mahoniehout. Hendricus van der Vught, een rijke suikerraffinadeur, liet ruim 20.000 gulden na aan de Grote Kerk. Hiervan moest, volgens het testament een preekstoel en dooptuin worden gemaakt. Uit het legaat werd ook een bijbehorende magistraatsbank bekostigd.
Meer informatie over de preekstoel van de Grote Kerk
De Amsterdamse meesterbeeldhouwer Asmus Frauen voltooide in 1756 het beeldhouwwerk van de kuip en de voet. Voordat hij aan het echte werk mocht beginnen, moest eerst een model van klei worden gemaakt en goedgekeurd door de opdrachtgevers.
Ook het koperwerk werd door een Amsterdammer uitgevoerd. Pieter Rokkens heeft, naar tekeningen van Asmus Frauen, al het koperwerk vervaardigd, zoals de lessenaar en de balustrade.
Het doophek, de magistraatsbank en het houtwerk aan de preekstoel is vervaardigd door de Dordtenaar Gerrit van de Waal van 1753 tot 1756. Het klankbord is voorzien van een grote en uitbundige bekroning. Deze is gemaakt van Cubaans mahoniehout en uit de koker van Gerrit de Waal en Jan van der Linden. Deze bekroning is voorzien van het wapen van Hendricus van der Vught.
De dooptuin en kansel is uitgevoerd in de weelderige rococostijl.
Koorbanken
In 1367 stichtte hertog Albrecht van Beieren een kapittel van geestelijken en werd de parochiekerk verheven tot kapittelkerk. Dit onder goedkeuring van de bisschop van Utrecht. De kapittelheren, ook wel kanunniken genoemd, waren enerzijds bestuurders, maar waren daarnaast verplicht om dagelijks koorgebeden te zingen.
Meer informatie over de koorbanken van de Grote Kerk
Hiervoor waren koorbanken nodig, die in het hoogkoor geplaatst werden. De huidige, eikenhouten koorbanken dateren van 1538 tot 1542. De banken lijken beïnvloed te zijn door de school van de Vlaamse kunstenaar Jehan Mone.
Aan beide zijden van het koor zijn twee rijen zetels die door tussenleuningen zijn gescheiden met totaal zestig zitplaatsen. Naar het westen toe zijn ze verlengd met banken zonder tussenleuningen. Deze boden plaats aan ongeveer veertig koorknapen en altaristen.
Naast de praktische zitfunctie van een misericorde (ook wel een steuntje of een zittertje genoemd) hadden de koorbanken ook een beeldtaalfunctie. De invloed van de Renaissance is duidelijk zichtbaar. De afbeeldingen zijn niet uitsluitend religieuze voorstellingen, maar ook mythologische en wereldse voorstellingen.
De doorlopende reliëfs op de achterwanden aan de noorderkoorbank tonen twee wereldlijke triomftochten, de zegetocht van Gaius Mucius Scaevola, een Romeinse zegetocht in acht panelen, en ‘De Blijde Inkomst’, een allegorische zegetocht van keizer Karel V, eveneens in acht panelen. De bank aan de zuidzijde toont twee bijbels-kerkelijke voorstellingen in de vorm van een processie. In acht panelen is de ‘Triomf van Christus’ afgebeeld, gevolgd door acht panelen met de processie van het Heilig sacrament.
De misericordes hebben verbeeldingen van onder meer spreekwoorden.
Koorhek
Philippe Diodati liet een aanzienlijk bedrag na, hetgeen werd gebruikt voor een gouden en twee zilveren avondmaalstellen. Nadat alle kosten voor het maken van de serviezen voldaan waren, bleek niet al het geld op te zijn. Dit geld werd gebruikt om een koorhek te laten vervaardigen.
Meer informatie over het koorhek van de Grote Kerk
Het hek kwam in de plaats van een houten hek van 52 pilaartjes en engelenfiguren. Dit hek was in 1691 geleverd door den beeldhouwer Jacob Noormans.
Het koperen koorhek in vroeg Lodewijk XV-stijl werd in 1744 geplaatst. Het werd gegoten door Adrianus Crans, een geschutgieter uit Den Haag. Het is niet zeker wie het ontwerp van het hek maakte, Michiel van Kalraet of Dirck Dyckerhof. De marmeren pijlers zijn gemaakt door de Haagse steenhouwer Jan Oosthout.
De stijl boven de deuren van het hek is voorzien van het wapen van Philippe Diodati.
Toren
De toren van de Grote Kerk had 108 meter hoog moeten worden. Een achtkantige bekroning van natuursteen had daarvoor moeten zorgen.
De toren begon in de 16e eeuw al te verzakken en vervaarlijk over te hellen. Een torenspits van bijna 50 meter zou desastreus kunnen zijn. Daarom werd hiervan afgezien. Er werden plannen gemaakt om de toren af te breken en de kerk te vergroten.
Meer informatie over de toren van de Grote Kerk
Uiteindelijk werden in 1626 de vier kolossale wijzerborden aangebracht. De klok werd vervaardigd door de Dordtenaar Jan Janszoon. De wijzerborden hebben cijferringen van 4,25 meter doorsnede.
De uiteindelijke hoogte van de toren werd daardoor 65 meter, gemeten vanaf de onderkant van de fundering 72 m.
Met een grootscheepse restauratie uitgevoerd tussen 1953 en 1973 is de verdere verzakking van de toren tot staan gebracht. De toren staat nu 2,25 meter uit het lood.
Gouden avondmaal- en doopstel
In de Sint Andrieskapel staat een grote kluis, gemaakt door de Dordtse fabrikant Lips. In deze kluis wordt permanent een gouden avondmaal- en doopstel tentoongesteld.
Beide stellen zijn vervaardigd door Dirk Wor. Wor was een bekende, Dordtse goud- en zilversmid die leefde in de 18e eeuw.
Meer informatie over het gouden avondmaal- en doopstel van de Grote Kerk
Het avondmaalstel, bestaande uit een grote schotel, twee kleine schotels en vier bekers, is bekostigd uit een legaat van Philippe Diodati, een achterkleinzoon van de beroemde theoloog en bijbelvertaler Jean Diodati.
Het doopstel, bestaande uit een schenkkan en een doopbekken, werd enkele jaren later gemaakt en bekostigd uit de nalatenschap van de Dordtse apotheker Mattheus Coddaeus.
Naast de gouden set, maakte Dirk Wor, een tweetal zilveren replica’s van de sets. Deze waren bestemd voor gebruik in de Augustijnenkerk en in de Nieuwkerk.